Vorige schepen.
Onze boten / schepen.
Zolang ik mij kan herinneren ben ik altijd op het water geweest.
Mijn ouders hadden een zeilboot, hoewel mijn moeder niet kon zwemmen.
Later kochten ze een motorboot.
De watersport is mij met de paplepel ingegeven.
Mijn allereerste boot was een kano, die Salto heette.
Ik peddelde door de Amsterdamse grachten.
Eens lag de kano tijdens onze vakantie langszij afgemeerd en ik had mij
met water dat ik tussen de kano en mijn ouders boot gewassen.
Het stroomde daar nogal, dus was het water schoon en goed te gebruiken.
Vroeger was dat gewoon. Misschien 2 uur daarna gingen wij varen en bij
het losmaken van mijn kano om hem achter de boot te slepen, ontdekten
we dat er een afgesneden varkenskop vastzat tussen de 2 boten.
Je begrijpt dat ik me daarna wel 10 keer gewassen heb, om het vieze idee
van dat water dat langs die varkenskop gestroomd was weg te wassen.
Na deze kano bouwde mijn vader een zgn. "Piraat" van een bouwtekening in
onze keuken. Ieder keer moest het bootje als er weer wat "gebouwd" was
versjouwd worden naar de berging. In die berging was geen plaats om te
bouwen, vandaar die sleeppartij.
Ik heb geen idee meer hoe lang de bouw duurde, maar was wel in 1 winter
voltooid.
Diverse vrienden werden uitgenodigd toen deze Piraat in de gracht te water
werd gelaten. Wat waren wij trots en wat heb ik er veel meegeroeid.
Het jaar daarop kochten we een tuig ervoor en mijn zeilleven begon hier
mee.
In de weekenden (de vrije zaterdag kenden we toen nog niet) voeren we
naar Aalsmeer en later naar het Unie van Watertoeristen eiland
"De Kwakelakker".
Daar lagen we ook tijdens de vakanties toen mijn zus klein was.
Dan roeide ik met mijn bootje naar de overkant (Rijssenhout) om bood-
schappen te halen of soms naar Aalsmeer. Nu liggen wij ook vaak op De
Kwakelakker. Jaren was ik daar niet meer geweest, omdat wij op het
IJsselmeer zeilden en in Friesland. Nij wij weer aan de Kwakelakker
afmeren en de afstand Kwakkelakker - Rijssenhout bezag, bedacht ik
me dat het toch wel ver roeien was, maar dat leek toendertijd absoluut
niet.
Mijn moeder kreeg een zwaar ongeluk, toen zij mijn zusje naar school
bracht en als door een wonder hebben zij dit overleefd.
Een vrachtwagen met betonnen heipalen verloor zijn lading en die palen
knalden tegen mijn moeder en zusje aan. Deze palen duwden mijn moeder
en zus omver en mijn zusjes winterjasje was helemaal opengescheurd tot
op haar lijfje en zij had alleen maar enkele krasjes op haar lichaam, maar
mijn moeders been was diep geraakt en ging later ontsteken.
Omdat ze dat jaar niet konden varen op de zeilboot, werd een woonboot
op de Kaag gehuurd.
Daar ontmoette ik jongelui en mocht met hen meezeilen. Omdat inmiddels
mijn Piraat een pietsie te klein werd, vertelde ik thuis dat ik de boot van
een van die jongens wel erg leuk vond en Pa en ik gingen kijken en de koop
werd gesloten.
Het was een 12 m2 BM.
In dat najaar ging ik voor het eerst met mijn eigen boot naar Weesp en
daar ontmoette ik mijn man. Hij had een Vrijheid en we hebben dat jaar
nog wat afgezeild. Het volgende jaar wilden we met vrienden op vakantie
en dat gebeurde in de Vrijheid.
Mijn man was machinist op een sleepboot in Amsterdam en wij kochten,
omdat we wilden trouwen, een boot op de Amstel.
Dit was een Snikke en heette
Regina Rebecca, was 18 meter lang, had geen motor, maar er stond wel
een motor in, die we soms lieten draaien dan zaten we op ons achterdek een
beetje te schudden en stelden ons voor dat we op vakantie waren.
Mijn man werd kapitein en was soms wel 3 weken van huis.
We hadden geen water, licht of andere voorzieningen en als hij weg was
begaf al snel het aggregaat het. Het koken gebeurde op Butagas en een
ijskast die we later aanschaften werkte daar ook op.
We hadden geen toilet, die bouwden we later in, een emmer kan een
heerlijke plek zijn als je hoge nood hebt.
Verwarmen ging met een oliekachel, alleen tijdens de strenge winter
die volgde, moest ik vaak ijshakken.
Er kwam een liefhebber voor dit schip, die een goede prijs bood, dus
verkochtten we de Regina. Wij hebben heel Nederland afgereden en
slaagden voor een Tjalk in Groningen. Die was 30 meter lang en heette
Us Nogt (ons genoegen).
Dat schip hebben wij omgenoemd naar mij, dus werd het de Vrouwe Marijke.
Dit is de Vrouwe Marijke een 30 meter tjalk.
Wij hebben ruim een jaar hiermee op de Amstel in Amsterdam gewoond
in de roef achterop. De motor en aggregaat leverden stroom en er zat
een zwengelpomp voor water en we hadden 1 ton (1000 liter) water in
voorraad. Wat was dat een luxe. De wc was een zgn. plofplee een trechter
die vlak boven het water stopte, een plank met een gat erbovenop en zo
kon je je ontlasten. Er stond altijd een emmer water naast om te spoelen,
maar wij mikten altijd zo dat niets de zijwanden raakte. Als we hiermee op
vakantie gingen, konden vrienden voorop in een roefje zelfstandig vakantie
vieren.
Om het schip wat dieper in het water te krijgen, hebben we er 20 ton grind
in gegooid. De helft van deze ballast (10 ton) werd de eerste keer op de wal
gestort en moest het eerst in een kruiwagen geschept worden, over een
loopplank zo in het ruim gekruid worden. Vrienden van ons hielpen mee.
De tweede keer lag het schip al zo laag in het water dat de vrachtwagen het
meteen vanaf de loswal in het ruim kon lossen. Deze lading lag aan een kant
van het ruim, waardoor de boot helemaal scheef lag. Frans en ik kruiden een
paar uur een gedeelte van de balast naar de andere kant van het schip, maar
we lagen toch behoorlijk scheef. Dus ook scheef in onze kooi, zodat we lekker
dicht tegen elkaar aan lagen. We sliepen slecht door vermoeidheid en vonden
het geen ideale situatie en zoals je begrijpt hebben we de volgende dag bijna
de hele klus geklaard. Later heb ik van een groot gedeelte beton gemaakt,
omdat we bang waren dat het grind ging schuiven als we golven kregen.
Pa en zus in het bootje.
In deze tjalk hebben wij 3 van deze polyester bootjes gebouwd.
Wij wilden er maar 2 bouwen, maar de prijs van 3 was hetzelfde.
Wat doe je dan? Je bouwt er 3. Altijd hoop je op mooi weer, maar tijdens
het polyesteren hadden wij super mooi weer, wat de hardings-tijd veel
sneller maakte, zodat wij maar met kleine beetjes polyester tegelijk konden
werken. Wat hebben wij gebuffeld. Wat heb ik de zon uitgescholden en wat
waren we blij als het 's avonds afkoelde. Op het eind bleek ik allergisch te
reageren op de matten. Maar mijn zus, schoonouders en wij hadden er hele
stevige bijbootjes aan.
Deze bootjes bouwen is de reden dat wij op ons huis later een polyester dak
hebben gelegd/gemaakt.
Met de verkoop van de Vrouwe Marijke kwam er een eind aan ons wonen op
een schip en kochten we een huis aan de wal, waar wij nu nog in wonen.
Een collega van mijn man had een 20 meter tjalk te koop.
Het was een woonark geweest en was helemaal kaalgemaakt. Het leek manlief
wel wat om daar een varend schip van te maken. Zo werden wij een rederij.
We hebben van die tjalk de boeisels vernieuwd, een roef opgebouwd en een
schroefas en stalen roer aangemaakt. Intussen hadden wij de Vrouwe Marijke
verkocht en bouwden hard aan die 20 meter tjalk.
-------------
Ook voor dit half opgebouwde schip kwam een liefhebber, die een 10 meter
houten loodskotter had. Die was gezonken geweest, maar nog zo mooi.
Wij noemden hem al meteen deJohanna Louise, mijn 2 andere voornamen.
De kotter Johanna Louise.
Tijdens de hellingbeurt voor de koop, knapte een hijsdraad en knalde het
schip halverwege boven de wal en water op de wal en liep grote schade op.
Maar Frans had zulke hartjes in zijn ogen en wilde dit schip zo graag dus.....
voor een veel lagere prijs aangekocht. Het hele schip moest kaal, opnieuw
gebreeuwd, van Marine schepen kochten wij teakhout, maar moesten dat
zelf van die schepen slopen. We schaafden en schuurden en maakten een
nieuw dek.
Het dek moest afgedopt en afgepekt worden.
De kajuit die helemaal losgekomen was, werd weer opnieuw geplaatst.
We maakten er nieuwe boeisels en potdeksel op en het schip was aan de
buitenkant weer prachtig. Aan de binnenkant hoefden we niet super veel
te doen, maar de vorige eigenaar, die naar Australie wilde zeilen, had de
hele binnenkant vol met beton gegoten. Dat wilden wij in het water er uit
halen. Op de wal drukte je de delen van de huid teveel naar buiten.
Omdat manlief nog steeds aan de buitenkant veel werk had te doen, zou
ik het beton er uit bikken.
Een vriend van ons zag na een tijdje mijn kapot geslagen handen en haalde
een "beton jekker". dat ding was loodzwaar, maar het beton kreeg ik zo
makkelijker klein. Maar natuurlijk gebeurde het onvermijdelijke, ik
"jekkerde" met de punt van dat apparaat door een breeuwnaad. Water
spoot naar binnen en ik meteen mijn vinger en hand op het gat. Tja, gelukkig
herinnerde manlief zich dat er snelbeton te koop was, maar daarvoor moest
hij natuurlijk een half uur van de boot af. Daar zat ik dan met mijn vingertje
in het gaatje. Wat er allemaal niet door mij heen ging, zou het niet harder
gaan lekker? Maar gelukkig was dat niet het geval en daarna was binnen mum
van tijd het gat tijdelijk gedicht.
Uiteindelijk heb ik er bijna alle beton uitgehaald, maar verzeker je dat dit
de minst leuke klus was, die ik ooit heb gedaan.
Ik in werkkleding
Uiteindelijk was de boot zover klaar dat we er mee op vakantie konden.
Onze zoon was toen een maand of 9, stond net, liep nog niet. We hadden de
meeste slechte spanten vervangen. Dus op vakantie. We voeren halverwege
Marken en Muiden op het IJsselmeer en opeens een harde knal.
Hee wat was dat? Een spant geknald.
Water gutste naar binnen. Goede raad was duur, vroeger hadden ze op
zeilschepen een zij spek bij zich om zulke dingen vanaf de buitenkant dicht
te maken.
Maar wij niet.
Het schip door de wind en omgedraaid terug, omdat dat gunstiger was met
de wind en de druk op die lekkende plek voeren wij naar de eilandjes even
boven Muiden.
Ondertussen zag ik het water stijgen. Dus we waren gewoon zinkende.
Alle leefrumten waren onderdeks. Voorin een hut, daarachter een kombuis,
daar weer achter de zitbanken, waar wijook op sliepen en daarachter 2 lange
kasten met een hondekooi.
Ik zette onze zoon helemaal voorin, achter een hekje, haalde de kombuis
vloer weg, sloot 2 elektrische pompjes aan en pompen maar. Ik zag het water
toch behoorlijk stijgen en onze zoon had zich opgetrokken aan het hekje
tussen voorhut en kombuis en babbelde: Mama mama. Met een grote emmer
moest ik bij hozen en zo hield ik het water een beetje op hetzelfde pijl.
Manlief keek iedere keer naar binnen door het achterluik en vroeg: gaat
het? Om hem niet angstiger te maken, vertelde ik hem niets over het
stijgende pijl, want hij moest zorgen dat we veilig en wel aan wal kwamen.
Net op het moment dat ik hem zou vertellen dat we toch eigenlijk zinkende
waren, vertelde hij dat hij het schip voor alle zekerheid aan de grond ging
zetten bij de eilandjes van Muiden. Wat een heerlijk gevoel kreeg ik toen
ik grond onder de boot hoorde schuiven. Anders was ik bang geweest omdat
we dan aan de grond liepen en wie wil dat nou? Nu konden we in ieder geval
niet meer verder zinken. Frans ging te water en overzag de schade.
Hij breeuwde en maakte noodspanten (wij hadden gelukkig hout aan boord)
en nadat we het schip weer leeg van water hadden, gingen we richting
thuishaven. Ik kan jullie niet vertellen hoe blij ik was om weer thuis te zijn.
Na 2 dagen nog een paar nieuwe spanten gemaakt te hebben, gingen we weer
vol goede moed zeilen op het IJsselmeer. Bij de haven van Hoorn aangekomen,
wilden we de motor starten. Oeps accu leeg, dus de motor startte niet.
Geen nood, met de slinger zou het ook gaan. Tjonge wat stom, de slinger lag
nog in de auto. Dan maar onder tuig de Oude Haven van Hoorn binnen varen.
Het was pas de 2e keer dat wij met dit schip zeilden. De sluismeester
gevraagd of er geen schip Hoorn uit kwam en wij naar binnen toe. Net door
de sluis zagen wij dat de haven behoorlijk vol lag. Maar aan bakboordzijde
zagen wij een "makkelijke" afmeerplek. Omdat wij al jaren met elkaar
weliswaar op een andere manier voeren, hoefden wij elkaar alleen maar aan
te kijken om elkaar te begrijpen. Wij hadden een ver uitstekende boegspriet
van enkele meters en Frans en ik haalden de meeste tuigage naar beneden,
ik stond aan dek om ons schip op te vangen en Frans gooide het roer om en
terwijl wij als volleerde zeilers afmeerden langs een prachtig schip, waar de
eigenaar al klaar stond met een pikhaak. Omdat ik zag dat alles keurig netjes
zou aflopen, mede door de door Frans overboord gegooide puts (emmer) zei
ik vol bravour: Mijnheer wilt u geen pikhaak op onze boot gebruiken?
Hij maakte ons complimenten en zei dat wij wel zeer ervaren zeilers waren
zoals wij dit stuntje uitvoerden. Hij maakte excuses omdat hij een pikhaak
had willen gebruiken, want zijn schip kostte (33 jaar geleden was het)
1,5 miljoen gulden. Hij was best zuinig op zijn schip vertelde hij.
Toen vertelde ik hem dat dit de eerste keer was dat wij zeilend afmeerden
omdat de motor niet startte. Hij verschoot van kleur en stotterde wat en
pakte gauw een borrel. Hij zei nog: als ik dat geweten had........ Maar hij wist
het niet en alles was toch goed gegaan? Nadat de accu de hele nacht bij een
garage onder lading had gestaan vervolgden wij onze vakantie naar Medemblik.
Na 3 dagen Medemblik was ik het daar helemaal zat. Ik wilde weg.
De weersverwachting was niet zo best en tegen de avond werd er behoorlijke
wind verwacht. Dus als wij wegwilden, moest dat volgens Frans meteen, zodat
wij in de middag in Enkhuizen zouden zijn. Ja ik wilde graag weg, hoewel Frans
wel enige bedenkingen had. De motor startte prima en wij onder zeil naar
Enkhuizen. Halverwege wakkerde wind opeens aan, het was vroeg in de middag,
dat was niet de afspraak, het zou pas 's avonds hard gaan waaien. Onze kotter
was sterk overtuigd 110 m2 op een 10 meter schip is wel erg veel. Om niet te
schuin te gaan en water aan dek te krijgen, want wij waren nog niet helemaal
zeeklaar, probeerde Frans het grootzeil naar beneden te halen. Het grootzeil
zat met lijnen en ronde houten balletjes (de zgn. kloten) om de mast en hoe
hij ook trok, er zelfs aan hing, met geen mogelijkheid kwam het grootzeil naar
beneden. Dan maar alle lijnen doorsnijden, zelfs toen kwam het grootzeil niet
naar beneden. Ik stond met mijn hele gewicht aan de helmstok te duwen, met
ons 9 maanden oude kind op mijn arm. Wij hadden helemaal niet van dat zware
weer verwacht, zodat ik niet alles zeevast gezet had. Eindelijk kwam het
grootzeil naar beneden, maar we maakten zo'n helling dat er van binnen alles
aan de haal ging. Frans naar beneden en ik zag van alles door het luik naar
buiten gegooid worden. Vanuit de verte kwam er een helicopter van de
Reddingsmaatschappij een tijdje boven ons hangen. Zij dachten waarschijnlijk
dat wij alles onder controle hadden, maakten een rondje boven ons en gingen
verder naar wellicht een andere ongelukkige. Toen wij "heelhuids" in Enkhuizen
aankwamen, hoorden wij dat wij midden in een windhoos hadden gezeten.
Je wilt niet weten hoe blauw mijn heup is geworden, maar wij gingen na het
afmeren meteen aan wal en haalden heel veel paling, want dat wij weer
heelhuids aan wal gekomen waren, was een feestje waard. Het was een
heerlijk schip, maar wij kwamen tot de conclusie dat we op dit schip om
alle weersomstandigheden de baas te kunnen, altijd gasten aan boord
moesten hebben. Dat vonden wij niet onze manier van vakantie houden en
we verkochten na een paar jaar deze prachtige zeilkotter.
Met hout word je niet oud, zegt men. Ik geloof ze na deze boot op hun woord.
Frans wilde altijd een eigen schip bouwen.
Wij kochten een tekening van Van der Stadt:
een Zeebonk om helemaal zelf te gaan bouwen.
Even later bleek dat het goedkoper was om het casco te laten
bouwen en gingen we overstag.
We vonden in Apeldoorn een bouwer.
De Zeewolf stond op stapel.
Onze Zeewolf
Met dit schip hebben 18 jaar op het IJsselmeer en in Friesland en
Loosdrecht rondgevaren. Alles is volgens tekening gemaakt, ook de
tuigage. Van der Stadt overtuigt de schepen meestal en daarom moest
er bij een beetje wind al heel snel gereefd worden, daarvoor hadden we
wel eens water aan dek hadden tot midden in de ramen van de kajuit.
De eerste 2 tochten wisten we niet dat we al heel snel minder tuigage
moesten voeren. Gelukkig stond alles in dit schip wel zeevast, zodat er
nooit kopjes of borden door de kajuit vlogen.
Na 5 jaar is deze boot gezonken tot aan het midden van de ramen.
Het is ongelooflijk wat water voor schade aan kan richten, maar meer
nog wat olie en gasolie uit de motor dat naar de oppervlakte komt,
aanricht.
Omdat Frans al heel veel gezonken schepen boven water had gehaald
tijdens zijn werk, was hij van te voren al op de hoogte van de schade.
Maar voor mij was het de eerste keer. Ik keek in de kajuit, zag het
water en zei nog, "nou dat valt wel mee toch? Water wegpompen, laten
drogen en dan weer varen."
Wist ik veel dat olie werkelijk in alles dringt. Iemand gooide een beetje
Dreft op het water en daarna zag je de olie wegtrekken, maar.......
Het was in alles gedrongen: Bekleding van de banken, in het piepschuim
achter de betimmering, in de lijm van wandbekleding, slaapzakken,
kleding en tuigage en in nog veel meer. Frans gooide meteen een grote
pomp in het schip en daarna begon je langzaam de ellende te zien, om
maar niet over de stank van de olie te spreken. Dat allemaal aanziende,
schrok ik toch wel en riep: "Ik ga maar eens een kan koffie maken, want
hier kan ik toch even niets doen." Er is geen beter medicijn dan koffie,
vind ik. Ik ben naar huis gegaan en heb eventjes een deuntje zitten
janken, maar daar schiet een mens niets mee op, want er was werk aan
de winkel.
Na 6 weken kregen we een gedeelte van de schade vergoed, hadden we
alles tot in de kleinste gaatjes schoongemaakt, de onverzekerde motor
vervangen, want motoren in schepen zijn maar een korte tijd mee
verzekerd, de tuigage laten wassen. Het was niet schoon geworden en
had allemaal vieze vlekken en moest ook vervangen. Het zelfde met de
kussens en bekleding en nieuwe gemaakt. Ik hoopte nooit meer zoiets
mee te maken.
Ook deze boot hebben we verkocht en gingen we de volgende boot echt
helemaal zelf bouwen. Meer hierover lees je onder "onze boot".
Ik ben mijn fotoboeken aan het doorzoeken voor meer foto's.